Voorbeeld
Vanaf 1 januari 2022 heeft de werknemer een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd voor minimaal 12 uur en maximaal 24 uur per week. Het uurloon bedraagt €15,- bruto (exclusief vakantiegeld).
In 2022 heeft de werknemer gemiddeld 20 uur per week gewerkt. In januari 2023 doet de werkgever geen aanbod voor deze 20 uur, maar wordt gewerkt op basis van het minimale aantal opgenomen uren in het contract, ofwel 12 uur per week. In december 2020 volgt een loonvordering van de werknemer.
- Er is geen aanbod gedaan, dus de loonvordering wordt toegekend!
- Vanaf februari 2023 had de werknemer recht op 20 uur per week.
- Per week was er een aanvullend recht van 8 uur x €15,- x 1,08 (vakantiegeld) = €129,60 bruto.
- Over 2023 betekent dit 48 weken x € 129,60 = € 6.220,80 bruto, plus werkgeverslasten à +/- 25% = € 1.555,20.
- Totale extra kosten = € 7.776 én een eventuele claim op wettelijke rente en/of verhoging.
De kosten lopen zo dus flink op, zonder dat hiervoor arbeid is verricht. In deze situatie is de loonvordering overigens nog beperkt tot slechts één jaar. Een loonvordering kan echter tot vijf jaar teruggaan!